woensdag 26 januari 2011

Soep zonder tranen

Ik huil tranen met tuiten. Eerlijk waar, er is geen houden meer aan. Grote tranen biggelen over mijn wangen, de één na de ander. Ik wist eens niet dat ik nog zoveel tranen had, maar ze blijven maar stromen. Ik heb werkelijk alles al geprobeerd, maar het is tevergeefs. Een slok water in mijn mond houden, regelmatig spoelen met koud water, een zonnebril opzetten, eerst koelen in de koelkast of vriezer, het mag allemaal niet baten. Uiteindelijk heb ik mij er maar bij neergelegd; mijn keuken is regelmatig een tranendal, maar ach eten is emotie. In koken stop je gevoel. Je hart en ziel als extra ingrediënten. Daar zijn al heel wat films over gemaakt.
Het is zondagavond, het miezert buiten, ik heb het koud en na zeven gangen gisterenavond heb ik nu eigenlijk alleen maar trek in een heerlijke, verse, hartverwarmende kom uiensoep.  Het recept op zich is weinig origineel natuurlijk. Iedereen kan het wel maken en elke kok geeft er zijn of haar eigen twist aan. Maar het heerlijke van deze soep is dat je de (goedkope) ingrediënten eigenlijk altijd wel in huis hebt en bovendien is het recept super gemakkelijk aan te passen aan elk dieet. Het enige wat er echt in moet zijn uien. Heel veel uien, grof gesneden of in ringen (dat laatste heeft mijn voorkeur). Het snijden van de uien kost mij de nodige tranen, of althans, dat deed het tot vandaag. Want vandaag kwam mijn Amerikaanse vriendin met een bizarre tip die nog blijkt te werken ook! Zij raadde mij aan om tijdens het uien snijden op kauwgom te kauwen om mijn krokodillentranen te voorkomen. Laat het maar aan die Amerikanen over om talloze briljante gebruikswijzen te verzinnen voor een product van eigen origine. Want krankzinnig als het moge klinken, sinds het kauwgom kauwen heb ik werkelijk geen traan meer gelaten, briljant! Was alles in het leven maar zo simpel op te lossen.
Ondertussen smelt ik een klontje roomboter in de pan met een scheutje olijfolie (voor een koemelkeiwit- of lactose vrije variant, gebruik je Wajang en/of olijfolie). Als de boter gesmolten is, voeg ik mijn vele uienringen toe die ik met de deksel op de pan rustig laat sudderen. Nog even een laurierblaadje erbij en een beetje oregano en twee geplette tenen gerookte knoflook. Dat laatste is echt onmisbaar geworden in mijn keuken. Het heeft een heerlijk subtiel rookaroma en is ook nog lang houdbaar, tot maar liefst 12 maanden. Nou ja, dat is voor mij wat minder relevant, want zo’n streng houdt het nooit 12 maanden vol in mijn keuken, dan is het al lang op!
Veel meer dan een beetje liefde, aandacht en geduld heeft mijn uiensoepje niet nodig overigens. De kunst is om de uien met de deksel op de pan op een laag vuur heel langzaam goudbruin te laten worden, kun je ondertussen een stukje ‘Boer zoekt vrouw’ kijken. Zelf strooi ik er altijd nog een beetje bloem op voor een lichtgebonden versie, maar zelfs dat hoeft niet (en voor een glutenvrije variant moet je het zeker laten!). Daarna gaat het vocht erbij. Dat kan bouillon zijn, maar ook (in combinatie met) een scheutje bier of het restje wijn van die gezellige avond gisteren, of zelfs gewoon alleen maar water. Ideaal als je zoutvrij moet eten. Dan nog even laten pruttelen en voilá de hartverwarmende soep is klaar. Verdeel de soep over kommen, leg er desgewenst een broodje met geraspte kaas op en plaats het nog even onder de grill.

Bon apetit!
Ingrediënten voor een hartverwarmende, traanloze uiensoep á la Larisse:
1 stukje kauwgom
6 á 7 blonde uien
2 tenen geroosterde knoflook
een klontje roomboter of Wajang (optioneel)
een flinke scheut olijfolie
een blaadje laurier
een half theelepeltje gedroogde oregano
2 eetlepels patent tarwebloem (optioneel)
1 liter vocht (bouillon, eventueel in combinatie met bier of wijn, of water)
naar wens: per soepkom een stukje brood en twee eetlepels geraspte kaas

dinsdag 18 januari 2011

Kliekjes

Ik stofzuig en dweil elke dag. En iedere ochtend als ik de stofzuiger pak, gaat Pup, het stofzuigend monster te lijf. Nu is Pup van behoorlijk formaat en vormt de stofzuiger natuurlijk geen enkele partij, dus spring ik eerder in de bres voor mijn elektrische zuigtoestel van Duitse makelij dan voor mijn uit de kluiten gewassen super pup, eveneens van Duitse makelij. Je zou zeggen dat het best zou moeten klikken tussen de twee. Beide speuren immers de vloeren af op zoek naar kruimels en andere lekkernijen die hun weg naar de vloer hebben gevonden. Niet is minder waar. Onnatuurlijk als Pup het ding vindt, staat hij vanaf een afstand wild te blaffen. Pup houdt nu eenmaal van puur natuur. Stoffer en blik vindt hij vele malen interessanter en de straks schoon gedweilde vloer is vooral leuk omdat je er zo lekker met je modderpoten over kunt lopen. Pup struint namelijk maar al te graag de velden af en dartelt door boomgaarden. Een flinke modderplas in wat eens het maïsveld was, vormt geen enkele belemmering en met zijn neus strak op de grond speurt Pup naar de 'kliekjes' van een konijn, dat eerder al het onderspit dolf in de strijd met een roofvogel. Onsmakelijk! Persoonlijk geef ik de voorkeur aan een konijnenbout uit de Römertopf of gestoofd in room en witte wijn. Al ben ik wel met Pup eens dat zo’n in het wild gejaagd konijn de smaakpapillen doet tintelen.  Ooit heb ik eens mogen meegenieten van een konijnenmaal bij een bevriende hobby jager. Zelf gejaagd met een roofvogel. Daar komt geen hagel aan te pas en dat proef je!
Pups voorliefde voor konijnenbouten kan ik overigens wel verklaren. Onze viervoeter is zo allergisch als maar kan en moet het doen met harde, droge, hypo-allergene brokken, weliswaar in hertensmaak. Daar is natuurlijk niks aan. Handig is het ook niet, want Pup train je toch vooral met hulp van een lekkere beloning bij goede prestatie en voor zo’n keihard, droog brokje, zou ik zelf ook niet gaan zitten. Gelukkig verdraagt de schat wel konijnenvlees en dus haal ik met enige regelmaat een zak tamme konijnenbouten bij de groothandel en stoof die gaar in de pressure cooker. Het gare konijnenvlees valt zo van het botje, heeft geen peper en zout nodig en doet wonderen in de opvoeding van Pup! In kliekjesbakjes gaat het de vriezer in, want het is ideaal om wat op voorraad te hebben ter beloning van een onverwacht gehoorzaam moment.
Pup is wel wat je noemt MSH (Mijn Soort Hond). Ook ik hou van puur genieten en van natuurlijk in mijn keuken, daar maak ik geen geheim van. Mijn vriendin is anders en ‘gaat voor gemak’, althans, zo noemt zij het. Met gemak bedoelt zij koken uit ‘pak en zak’ of kiest soms gewoon voor ‘kant en klaar’.  Lekker, snel en gemakkelijk, is haar ervaring en goed te combineren met een drukke baan en een druk gezin. Nu ben ik geen voorstander van het koken uit een pakje, laat staan het kant en klare, maar zo af en toe kan ik mijn nieuwsgierigheid niet bedwingen en ben ik toch wel benieuwd naar het ‘gemak’ van dit postmoderne koken. Het moet wel populair zijn, want de keuze is enorm. Van ready-to-go voor de wok tot stomen in de magnetron, voor ieder wat wils, zo lijkt het. Nu had ik een heel ander idee voor de avonddis, maar als ik om kwart voor 8 nog moet beginnen met koken en manlief zo ongeveer uitgehongerd is, kan ik de verleiding niet weerstaan en laat mijn oog vallen op het pakje ‘dagschotel’ dat zich al vele maanden schuil houdt in het donkerste hoekje van mijn voorraadkast. Gehakt, broccoli en kaas, het klinkt hoopvol en belooft mij in elk geval ‘gemakkelijk en snel een gezonde, warme maaltijd op tafel te zetten’. Kijk, dat willen we!
Ik geef toe, ik begeef mij op onbekend terrein, maar het ‘gemak’ van de maaltijd ontgaat mij direct. Voor de bereiding van de dagschotel met gehakt, broccoli en kaas moet je namelijk de gehakt, broccoli en kaas zelf toevoegen. Dat lijkt in elk geval wel smaakvoller, maar waar we dan het pakje voor nodig hebben, is mij een raadsel. Van de tweede belofte ‘door het gebruik van de mix ben je altijd zeker van een goede smaak’ ben ik namelijk ook niet meer zo zeker. Als ik volgens de voorschriften de poedermix ‘aanmaak’ met water, verandert het gelijk in een onsmakelijk riekend drabje. Maar ik houd moed, want er gaat in elk geval lekker veel groente door. De broccoli moet kort worden voorgekookt en als het lekker knapperig ‘al dente’ is, gaat het bij het (zelf) rulgebakken gehakt en de drab. Nog snel even wat fijngesneden tomaten erbij en die feta tip klinkt ook goed. Het gerecht is in elk geval wel goed gevuld met groente maar al volg ik de  aanwijzingen op de verpakking op de voet, ik kan niet voorkomen dat mijn heerlijke groente een akelige dood sterft in wat mijn dagschotel moet voorstellen. Het eindresultaat is uitgekookte groente, gehakt en feta in een saus dat in elk geval voorziet in 67 % van de dagelijks aanbevolen hoeveelheid verzadigde vetten en maar liefst 69% van de dagelijks aanbevolen hoeveelheid natrium. Dat verklaart in elk geval de zoute smaak. Daarnaast bevat het gerecht maar liefst 18 ingrediënten en 6 allergenen. Ik vraag me af hoe ze het überhaupt allemaal in zo’n klein zakje krijgen? Waarschijnlijk door de goede smaak weg te laten, want het gerecht smaakt vooral zout en zuur en je slaat er ook direct van dicht.
Eén belofte maakt de verpakking wel waar, want dat het gerecht geschikt is ‘voor 3-4 personen’ is bepaaldelijk niet overdreven. Manlief stelt na het eten vast dat we nog zeker genoeg hebben voor morgen en dat ik niet hoef te koken! Zucht. Voor mijn vriendin heb ik een heel nieuw gevonden respect, want je zal dit maar elke avond moeten eten. Gelukkig is manlief bereid om vanavond het ‘kliekje op te eten. En ik dank de hemel op mijn blote knietjes als ik in de koelkast nog een pan met lichtgebonden rucola soep zie staan, die ik een dag eerder (natuurlijk vers) heb gemaakt. Opgelucht offer ik mij op om dat ‘kliekje’ dan maar op te eten, is de koelkast gelijk ook weer lekker leeg.
Vanavond kliekjesavond dus, krijgt Pup weer hertenbrokken met konijnenbout. Zucht, wat een hondenleven.

vrijdag 14 januari 2011

Pimpen

Herstellende van de griep heb ik de afgelopen week aardig wat opmerkingen gekregen in de lokale supermarkt. Van het voorzichtige “Griepje? Het is je wel aan te zien!” tot de recht voor z’n raap opmerking “Jee, jij ziet er écht niet uit”. Lekker dan! Dus heb ik, nu ik weer een beetje overeind begin te krabbelen, besloten om mijzelf maar een beetje te ‘pimpen’. Tja, het is misschien niet ‘puur natuur’ maar een beetje make-up doet vaak wonderen voor je uiterlijk – een beetje griep trouwens ook. En dus pimp ik er op los, want al voelt het lijf zich misschien nog niet helemaal ‘jottem’, het oog wil wel wat.
‘Pimpen’ is inmiddels een ingeburgerd begrip in onze taal, het staat zelfs in de Van Dale. Letterlijk betekent het opleuken of versieren en tegenwoordig kun je zo’n beetje alles wel ‘pimpen’. Je ‘looks’, je profiel of zelfs je eten. Aan dat laatste doe ook ik af en toe mee. Een simpel bosje rucola tover ik om tot een culinaire soep, een pastinaak promoveer ik tot goddelijk sausingrediënt en in plaats van een gewone ‘aardappel’ kies ik  voor de puree een zoete bataat die ik pureer met een lepeltje geraspte mierikswortel. Doodgewone groenten pimp ik tot culinair niveau.  En ik ontdoe gerechten van ongewenste allergenen en toevoegingen. ‘Pimpen’ betekent in  mijn geval dus niet noodzakelijkerwijze iets toevoegen om het gerecht op te leuken, soms leidt juist het weglaten van bepaalde ingrediënten tot een veel leuker resultaat; althans voor de voedsel-overgevoeligen onder ons.
Maar eerlijkheid gebiedt mij te zeggen dat ook ik af en toe pimp met de nodige ‘bling-bling’. Ik pimp namelijk ook taarten en cakes en daar komen soms best wat ‘spiegeltjes en kraaltjes’ bij kijken. Of in elk geval veel kleur en soms glitter. Een taart op zich is natuurlijk al een ‘opgeleukte’ vorm van eten en heeft niet per se extra versiering nodig om feestelijk te zijn, maar soms wil je gewoon nét dat beetje meer. Een beetje glitter op je taart, een beetje glitter in je leven. Hoe vertrouwd – of noodzakelijk – het soms ook is om het bij de ‘veilige’ keuze te houden, af en toe heb je het nodig om even uit de ban te springen. Op de één of andere manier voelt het dan alsof we meer leven. Het ‘pimpen’ van een taart is soms dan ook veel meer dan eten ‘pimpen’, het is soms zelfs gewoon iemands leven ‘pimpen’. De kleur en de glitter terugbrengen. Als het in je vermogen ligt om dat voor een ander te realiseren zou je het dan laten? Want eerlijk is eerlijk, een beetje kleur en glitter hebben we af en toe allemaal nodig.
Toevallig was dat precies wat iemand mij laatst vroeg. ‘Hoe ik het toch voor elkaar krijg om voor de feestelijke momenten en de kinderen van anderen taart te maken’, doelend op het feit dat ik zelf zo zonder mijn ventje ben. De vraag overviel mij en bleef dagen rond spoken in mijn hoofd. Doe ik iets fout? Heb ik misschien iets over het hoofd gezien? Heb ik iets gemist? Ik denk dat de ander degene is die iets mist. Ik maak namelijk elke taart geïnspireerd door mijn ventje en met mijn ventje in mijn hart. De mooiste taarten heb ik voor hem gemaakt en de mooiste taarten maak ik nog steeds voor hem. Iedereen zou het begrijpen als ik nooit meer een taart zou maken en ik geef toe, het kost soms misschien wat moeite en wat emotie en daarmee neem ik soms een persoonlijk risico. Maar aan het einde van de rit is het niet het risico waar je spijt van hebt, zijn het niet die dingen die je gedaan hebt, maar juist die dingen die je gelaten hebt. En zijn het de kansen die je hebt laten liggen die je betreurt.
Getekend door het leven en het lot, maar met sterke wil blijf ik taarten maken. Roze taarten, blauwe taarten, pimpelpaarse taarten met glitter stippen. Want voor sommigen is het zoveel meer dan taart. Voor sommigen is het de vervulling van een wens of een kinderdroom. Voor sommigen is het niet alleen een ‘feesttaart’ maar het symbool van hoop, moed en kracht. Het onmogelijke dat alles weer mogelijk maakt. Als je nog nooit taart hebt gegeten of dacht nooit taart te kunnen eten, dat pimpt die taart veel meer dan je feestje, het pimpt  je leven. En dat is hoe ik het ‘voor elkaar krijg’. Ik laat de kans om andermans droom te vervullen, hoe simpel deze ook lijkt,  niet liggen. Ik zou het altijd betreuren. Hun dankbaarheid, de tranen in hun ogen van blijdschap, die glitter, dat is mijn prijs. En die glitter is nu precies wat mijn leven pimpt.

donderdag 6 januari 2011

Soep

‘Mamma, mijn neusje huilt!’, zei mijn ventje, destijds 1 jaar oud, toen hij verkouden was. Prachtig vind ik het, hoe kinderen met pure eenvoud in de simpelste bewoordingen dingen zo mooi en accuraat weten te omschrijven. Als volwassenen zijn wij dat vaak vergeten en ook als auteur lukt het mij niet altijd om iets zo prachtig en toch zo simpel te verwoorden. Kinderen weten mij vaak te ontroeren en diep in mijn hart te treffen. Zo zei een vriendje van mijn ventje met kerst ‘oh maar Daan is er bij, want met kerst zie je overal sterretjes’ en stond het dochtertje van een vriendin erop om een rode kerstster  te kopen: ‘want rood is zijn lievelingskleur’. Simpel, doeltreffend en oneindig lief. Het warmt mijn hart. Niet alles is een herinnering, soms is het nog heel erg hier en nu.
Zo ook het blog dat gisteravond ineens op het web verschijnt. Zo maar heel spontaan geschreven door iemand die ik op de Margriet Winterfair heb ontmoet. Een mooi mens met – zo blijkt – prachtige woorden. Prachtige woorden over mij. Ik word er stil van. Het geeft mij kracht, zeker op een anderszins troosteloze dag als vandaag. Een dag waarop de hele hemel wel lijkt te huilen. Een dag die volkomen in de soep lijkt te lopen want helaas hebben de negen soorten groenten door mijn macaroni gisteravond niet veel effect meer gehad (behalve dan het feit dat het waanzinnig lekker was). De griep heeft meedogenloos toegeslagen. Ik heb toch al behoorlijk wat rondes overgeslagen dit afgelopen jaar, maar soms is er geen ontkomen aan. Tja, net als het leven eigenlijk. Tot op zekere hoogte bepaal je zelf hoe je leven eruit ziet, maar je hebt niet altijd invloed op de kaarten die het leven je toebedeelt. Wat je wel in de hand hebt, is hoe je ze speelt.
Ik trek een muts over mijn hoofd en hijs mijn grieplijf in mijn winterjas, want griep of geen griep, weer of geen weer, de hond moet uit! Het kortere rondje door de velden vandaag, want het gaat om de buitenlucht en de beweging maar met een lijf dat voelt alsof het de marathon der griepbacillen loopt, hoef ik het niet te overdrijven vandaag. Althans, dat vind ik zelf. Op de terugweg van het veld nog snel even langs de lokale super voor wat boodschappen, want ik heb enorm trek in de verse groentesoep die ik altijd voor mijn ventje maakte: verse runderbouillon met groente*. Bij de supermarkt aangekomen, besef ik onmiddellijk dat mijn timing niet zo handig is. Het tijdstip waarop de school uitgaat. En dat betekent drommen moeders en kinderen. Er zijn zo van die dingen die al langzamerhand uit je systeem verdwijnen. Dit is er één van.
Op hoop van zegen duik ik snel de winkel in, muts diep over mijn hoofd getrokken, in mijn oude jas met joggingpak maar liefst, het kan bijna niet beter. Reeds bij de groente word ik door diverse vriendelijke dorpsgenoten aangesproken die ‘hier of daar’ over mij gelezen hebben en daar enthousiast op reageren. ‘Maar wat zie je er uit!’ Tja. Griep. ‘Maar jij toch niet!’ Moeders (en auteurs blijkbaar) kunnen nu eenmaal niet ziek worden en als je mijn kaarten telt, zou ik eigenlijk de rest van mijn leven verschoond moeten blijven van de griep. Dat zou mooi zijn. Ik snel naar de kassa, verlangend naar mijn verse pan soep en achter mij wordt intussen druk gespeculeerd over ‘welke’ griep ik heb. Of het nu de lokale variant is, of de ‘luxe’ Mexicaanse versie, het is volkomen irrelevant. Griep is griep en je voelt je gewoon waardeloos.
Inmiddels pruttelt de groentesoep op het fornuis – ondanks de griep loopt deze dag dus niet helemaal in de soep-  en met weemoed denk ik terug aan ‘vroeger’. De soep geurt tot buiten aan toe en even is alles weer ‘zoals het hoort’. De voorgesneden soepgroente, is natuurlijk ‘not done’ maar met tranen die inmiddels overal uitlopen, kan ik momenteel niet meer opbrengen. Als kookboekauteur word je echter geacht ‘no matter what’ iets heerlijks op tafel te toveren. Toen ik laatst eens heel druk was en geen tijd had om uitgebreid in de keuken te staan, haalde ik bij de slager van die heerlijke voorgedraaide gehaktballen. Grote, heerlijke ballen die je alleen nog maar hoeft te braden. Onmiddellijk kreeg ik een opmerking van een andere klant ‘bent u niet die kookboek schrijfster? U maakt toch altijd alles zelf?’ Ja, dat is waar. Maar een heel enkel keertje, heb ook ik weleens geen zin en laten we wel wezen, de ‘ballen van de slager’ zijn gewoon héérlijk! Ik zie het als een goede kaart die het leven mij toebedeelt.
Met in gedachten de prachtige woorden van blog auteur ‘J’ die mijn ziel verwarmen en de heerlijke kop soep die mijn lijf verwarmt, denk ik aan dat wat het leven mij heeft ontnomen maar vooral ook aan dat wat het leven mij heeft gebracht en nog steeds elke dag opnieuw weer brengt. Mooie mensen, warme woorden, heerlijke soep en grote ‘ballen’. Ik denk dat als mijn neusje vandaag huilt, ik gewoon maar eens meebrul. Met tranen van vreugde, tranen van verdriet en tranen van die ellendige griep. Blijf maar even uit mijn buurt, het kan zo maar besmettelijk zijn.

*Het recept voor verse bouillon vind je in ‘Lekker eten’ op pagina 30 - 33.

dinsdag 4 januari 2011

Een mespuntje lente

Een nieuw jaar. 1 januari ging verscholen onder een rookgordijn en even voelde het als al die andere ‘eerste dagen’ van januari: het ‘morning after’ gevoel dat je overspoelt wanneer je na al die warmte en gezelligheid van de decembermaand wakker wordt op een kille, sombere, troosteloze dag. Natuurlijk kan het staartje champagne van vorig jaar je een beetje opvrolijken, terwijl je knaagt op een koude oliebol, met een half oor luisterend naar het nieuwjaarsconcert op tv en overweegt om je bed weer in te duiken. Want na vandaag duurt het nog zeker 364 dagen voor de kurken en rotjes weer knallen.

Dit jaar weten dag 2 en 3 mij echter te verrassen als ik wakker word en de zon zie stralen. Wat een licht! De kerstboom moet onmiddellijk het veld ruimen, zodat ik mij achter het raam kan koesteren in de warmte van de zonnestralen. Een uitstekend weertje om met de hond door de velden te struinen! In de boomgaard is het prachtig. Resten sneeuw als littekens in het groen ontluikende landschap. De zon heeft de wolken haar sterke kant laten zien en de strijd gewonnen. Het blauw zegeviert en het ‘riekt’ naar lente! Tegen de schoonheid van een groot pak witte sneeuw kan niets op, maar nadat de wereld wekenlang door een wit kleed is bedekt, merk ik nu pas hoe saai dat eigenlijk ook weer is. Ik heb zo’n behoefte aan groen, aan kleur. Ik geniet ervan hoe alles wat wekenlang dood leek te vriezen, weer dapper zijn groene sprietjes omhoog steekt. Ook de hond geniet van het landschap, maar heeft vooral oog voor het lekkers dat hij aantreft.  Hij verheugt zich over het feit dat een hazenkarkas en konijnenbout uitstekend geconserveerd zijn gebleven onder de koude laag sneeuw. Je moet er maar van houden!
Toch ben ik het wel met hem eens dat je van zo’n stevige wandeling door het ontluikende landschap ook stevige trek krijgt. Met de lente in het vooruitzicht loopt het water mij in de mond bij de gedachte aan prachtig rode tomaten, verse kruiden en weelderige gewassen in mijn moestuin. Bij het –tijdelijke- gebrek aan die overvolle moestuin moet ik het doen met de ingrediënten van dit seizoen en iets op tafel toveren waarmee ik mijn Mediterrane gevoel een dagje vast kan houden. Het wordt minestronesoep, de aangeklede versie. Het recept vind je op pagina 136 van mijn kookboek ‘Lekker eten met voedselovergevoeligheid’. Vandaag verrijk ik de soep met spekreepjes, tomaat, geroosterde puntpaprika’s (pagina 132 van ‘Lekker eten’) en Parmezaanse kaas. De spekreepjes gaan als eerste in de pan, de kaas als laatste. Voor een vegetarische (of varkensvleesvrije) versie laat je de spekreepjes gewoon weg. Een Zuid-Europese vriend van mij omschreef die variant eens als ‘a vegetarians dream.. or anyone else’s for that matter’. Daar heb ik niets aan toe te voegen! Of.. misschien toch wel: een fantastische zelfgemaakte focaccia! Gewoon, om mijn zonnige gevoel compleet te maken. Gevuld met geroosterde puntpaprika’s, zonnige tomaatjes en mozzarella. Dat en het mespuntje lente zijn voldoende om de zon ook in huis te doen stralen. En als ik even later mijn niets minder dan perfecte focaccia uit de oven haal, weet ik het zeker: ook de lente begint bij jezelf!
Recept focaccia*:
Ingrediënten:
1 zakje gedroogde gist
500 gram patent tarwebloem
snufje zout
325 ml handwarm water
7 eetlepels olijfolie van goede kwaliteit
Voor de vulling: alles waar je zin in hebt: rozemarijn met grof zeezout of liever (een combinatie van) ui, olijven, knoflook, (zongedroogde) tomaat, prosciutto of pancetta, mozzarella of Parmezaan.
Bereiding:
Verwarm de oven bijtijds voor op 240°C.
Doe de gist in een kommetje en voeg daar een paar eetlepels handwarm water aan toe. Even doorroeren en een eetlepel bloem toevoegen. Weer even doorroeren en dan laten staan zodat het papje kan gisten en rijzen.
Zeef ondertussen de bloem en voeg het zout toe.
Maak een kuiltje in het bloemmengsel, giet daar het gistpapje in en dek af met nog wat bloem.
Even wachten tot het bloemdakje ‘breekt’ en dan met de rest van het water en 4 eetlepels olijfolie vluchtig kneden tot een mooi glad deeg.
Bestrooi de bovenkant met een beetje bloem en dek de kom af met een theedoek, waarna je het deeg een klein uurtje op een warme plek laat rijzen.

De vulling kun je er daarna vluchtig doorheen kneden, maar je kunt het er ook op leggen of in steken.
Bekleed een bakplaat met bakpapier.
Leg het deeg hierop en druk het met je handen voorzichtig uit tot een mooie ovale vorm. Het deeg moet dan nog ruim 1 cm dik zijn.
Doe de resterende 3 eetlepels olijfolie in een kommetje en voeg daar ca. 2 eetlepels handwarm water aan toe.
Doop nu steeds twee vingers in het olijfoliewater mengsel en steek de vingers daarna in het deeg. Steek op die manier het hele deeg vol ‘putjes’.
Je kunt er daarna nog grof zeezout over malen of verse kruiden over strooien, wat je wilt.
Plaats de bakplaat met de focaccia in het midden van de oven, temper de temperatuur tot 220°C en bak de focaccia gedurende 20-25 minuten.
*Het basisrecept focaccia is o.a. vrij van koemelkeiwit, lactose, kippenei, soja, noten en pinda.